Vijf jaar geleden schreef ik omstreeks deze tijd van het jaar in de toen nog volledige Bornse Courant dit JSCursief.
Pinksteren 2016. De lucht is bars en donker. Geopende paraplu’s, op één plaats bijeen, prikken erin. Een in zwart gehuld muziekensemble geeft een zeker Malle Babbe de schuld. Kom hier, galmt over het plein. Het overstemt het geruis uit de hemel. Vanuit hoeken en straten in het dorp schuift een kleurrijk pril veldboeket naderbij. De lente is alleen op de kalender vergevorderd. Even breekt de zon door. Buienradar meldt het precieze tijdstip. Blauwe, gele en rode poncho’s gaan uit. Even, één dansje, is het plein wit, oogverblindend-pinksterbruidjes-verleidelijk-wit. Tot de barse donkere lucht zich weer opdringt.
Pinksteren 2020. Ik lees nog eens wat lang geleden al is opgeschreven: “Toen de dag van het pinksterfeest was aangebroken, waren ze allen op één plaats bijeen. Eensklaps kwam er een geruis uit de hemel als van een hevige windvlaag, en vulde het hele huis, waar ze waren vergaderd. Vurige tongen zetten zich op ieder van hen neer. Allen werden vervuld van den Heilige Geest, en begonnen verschillende talen te spreken.”
De zon schijnt. De mensen fietsen en lopen te hoop. Vanaf 12.00 uur wordt het centrum van Borne één groot terras. Er zitten pinksterbruidjes die bruiden in spe zijn, of zich zo al voelen. Ze zingen niet. Ze nippen. Ze proosten. Drinken bier en zoete wijn. Hier en daar wordt geknuffeld. Als bij een diploma-uitreiking. Met meer aandacht voor elkaar. Zeker als ze vergezeld zijn van een ‘pinksterbruidegom’. Met minder aandacht voor de omgeving, die maar een klein stukje verderop stil en leeg is. De zon is daar als de pinksterkroon. Maar er wordt niet gedanst. Men weet wel dat er een eind komt aan de lentetijd. De zomer staat voor het terras.
Ik schrijf het op. Zonverbrand. Vurig.
Jan Stoop, 2-6-2020