Cursiefje: Nieuwjaar

Lees alle columns van Jan Stoop op www.borneinbeeld.nl.

Het is weer gedaan met het jaar. Een nieuw staat voor de deur. Let wel, een gesloten deur. Lockdown, je verzint het niet.
Veel ‘heil en zegen’ moest er vroeger voor in de plaats komen. In de gezongen nieuwjaarswens, bijvoorbeeld, waarmee het nieuwe jaar werd ingeluid. Met woorden als “zeegen wenschen”, “vergenoegd in vree” en “welgaand in dees vernieuwde tijd”. Vredig. Maar ook toen al was er veel herrie en lawaai en baldadigheid. Een geschiedschrijver noteert dat stedelijke overheden alle mogelijke moeite hebben gedaan om de nieuwjaarsviering in ordelijke banen te leiden.
Zingen bij de huizen nam af. Het maakte plaats voor geschreven en gedrukte wensen. De beschaving nam toe. Met spelletjes spelen, oliebollen eten, naar de radio luisteren en tv kijken en elkaar na middernacht een zalig en/of een gelukkig nieuwjaar wensen. Onder een flitsende met oorverdovend knallend vuurwerk zinderende hemel.

Nieuwjaar wordt in Nederland sinds 1575 op 1 januari gevierd. Het schijnt dat er eerder zoiets was als een midwinterfeest van twaalf nachten tussen eind december en begin januari. Aanvankelijk lieten de Romeinen het nieuwe jaar op 1 maart beginnen.
Sinds de invoering door Julius Caesar van de Juliaanse kalender werd dat 1 januari. De Spaanse landvoogd Requesens hakte voor Nederland de knoop door ten gunste van het Romeinse nieuwjaar.
Het heet dat in ‘heidense tijden’ de mensen vuren stookten, lawaai maakten, maskers droegen en offers brachten om geesten te verjagen dan wel mild te stemmen. De Kerk zoog die heidense feestvreugde als het ware met Kerstmis en Driekoningen naar het begin en het eind van het midwinterfeest.
Cultureel antropoloog Jef de Jager haalt in zijn boek Rituelen de geschiedschrijver Jan ter Gouw aan die meldt dat in de zeventiende eeuw Oudjaar gepaard ging met ‘volle bekers en luide gezangen’. En dat er ‘druk geschoten’ werd. “Langs de straten trokken hele troepen jongelingen rond om te schieten: schot op schot knalde uit de koffij- en wijnhuizen, en de burgers schoten uit hun stoepen”. De meeste Amsterdammers bewaarden hiervoor zelfs een klein … kanonnetje op zolder. In 1870 kon Ter Gouw over Amsterdam niets dan lof constateren. “Door eendrachtige samenwerking van politie, onderwijzers en kerkleiders was de lust tot uitspattingen evenzeer verminderd als de beschaving toegenomen”.

Jan Stoop, 29-12-2020

Je vindt alle verhalen van Jan Stoop op BorneinBeeld.nl