Cursiefje: Naar Kreta

Lees alle columns van Jan Stoop op www.borneinbeeld.nl.

Ik herinner mij het begin van dit gedicht, De dood van Aigeus: *

Je ging naar Kreta
met het mensenoffer,
zei dat je Theseus was,
Poseidon’s kind.
Maar niemand zag in jou
een godenzoon
tot je het monster doodde
in zijn labyrint.

We waren onlangs weer eens in Griekenland. Op Kreta, de drempel die de Egeïsche Zee afsluit, in de stad Rethymnon tussen aan de noordkant van het eiland gelegen Chania en Heraklion. Over de bergen schijnt daar de zon. En in de zonnegloed van een stralende dag over de dalen.

“Turkse en Venetiaanse handen hebben deze Griekse stad door de eeuwen heen een eigenwijze look & feel gegeven”, lokten daarvoor ingehuurde tekstschrijvers ons om voor de derde keer Rethymnon aan te doen. ‘Weer eens’ is wat ons betreft toegeven aan de welhaast onstuitbare drang om tenminste een keer per jaar naar Griekenland te gaan.

Daar, op de plaats rust, op plekken waar stukken baaitjes en strandjes gehapt zijn. Waar imposante ruïnes domineren. Waar altijd straatjes met keien naar toe leiden. Of naar een haventje. Waar het leven gonst en tavernes je uitnodigen als de zon wegzakt en kunstlicht haar werk overneemt. Mossel- en garnalengerechten afgemaakt met een mastiek- en/of een ouzosausje smaken hemels.

Bijzonder zijn gloednieuwe wegen die naar niets leiden. Gloednieuw dank zij een Europese subsidie, geeft meestal een groot bord aan. We komen niemand tegen, schreef ik al eens. De witte belijning met daarachter leeggemaakte akkers (?) is witter dan wit. Het asfalt is zo zwart dat ik het niet kan benoemen. De weg houdt op bij een kerkje. Schuimkoppig witte golven rekken zich uit op een leeg strandje. Ze doen dat alleen voor jullie, raast de wind. We staan als aan de grond genageld. Op de plaats rust.

Weer thuis wacht het begin van de herfst. Als je het mij vraagt, het meest poëtische jaargetijde. Dichterlijk door zijn geur, verval en vergankelijkheid. Het jaar bezwijkt. De bladeren vallen, dat weten we onderhand wel. De boeren verbranden de resten van de zomer, zegt de dichter S. Toen was het vroeger herfst en droever, zegt dichter M. ‘t wordt koud, koud, koud, zegt de dichteres D. De wind schuilt in glazen wolken, zegt de dichteres V. Ik hou het op rammelende scherven die deuren openen, niet als venijnige breekijzers, maar toch weer te lijmen zijn.

*Noot: Cees Nooteboom in Vuurtijd, IJstijd, Gedichten 1955 – 1983, De Arbeiderspers

Jan Stoop, 28-10-2022

Kijk hier voor meer Verhalen uit Borne

Meer over cultuur uit Borne

Volg het nieuws uit Borne